Vroege New Orleans-jazzbands waren marsorkesten (marching bands) die speelden tijdens optochten, begrafenissen, picknicks en andere gelegenheden. Het instrumentarium bestond vaak uit twee trommels (bass en side), een of twee trompetten, een trombone, een klarinet en een tuba. Toen jazzbands ook in nachtclubsbegonnen te spelen, werd een piano toegevoegd; de drums werden nu gespeeld door slechts één muzikant en de banjo, die vroeger optioneel was, werd een permanente toevoeging. De tuba werd soms vervangen door een contrabas.